Buikspreekpop

Via het citaat spreekt de schrijver even bij monde van een ander. Hij gedraagt zich als een buikspreekpop. In zijn theoretische model over intertekstualiteit Echo’s echo’s (1988) beschrijft Paul Claes de verschillende functies die een citaat kan hebben. Zo kan de spreker een citaat destructief gebruiken: hij distantieert zich van de aangehaalde tekst. ‘Hoezo “bonusaanbieding”?’

Claes schrijft dat de meeste citaten vergezeld gaan van indicatoren. ‘Ook indien de auteur niet wordt genoemd, wordt hij geïmpliceerd. De indicatoren laten zien dat een andere instantie aan het woord is.’ Claes noemt gebruikelijke indicatoren zoals aanhalingstekens, cursivering en het gebruik van een  vreemde taal.

Volgens mij zijn er meer indicatoren die een citaat impliceren en een andere auteur verraden dan die op het eerste gezicht aanwezig is. Ik daarbij vooral aan gebaren. Lichaamstaal.

Een lange man in een sjiek grijs maatpak komt uit de Albert Heijn. Slechts aan twee ranke vingers houdt hij via een wit plastic hengsel een vierkante doos in balans. Een gouden trouwring blinkt in de lentezon. ‘AH Schep en schoon kattengrind, voorkomt geurtjes,’ lees ik. In al zijn voorkomende properheid draagt de man de doos kattengrind alsof het een ruftende zak doorgezeken korrels met beschimmelde kattendrollen betreft.

Doos ver van het lichaam (is dat niet zwaar aan twee vingers?) en de neus de andere kant op. Dit terwijl het aangeschafte product juist geurtjes voorkomt. Of zou hij in gedachten het thuisfront al ruiken? Boven zijn hoofd lees ik de volgende tekstballon: ‘Ik ben niet de auteur van dit tafereel, dit is een citaat, ik spreek namens een ander.’ De auteur kan zowel zijn kattenliefhebbende vrouw of de kat zelf zijn. De man en zijn doos distantieert zich van de kat en de kattenliefhebber.

Een ander levend citaat ontmoette ik dezelfde middag. Net terug van de supermarkt en bijna thuis groette ik een jonge vrouw met kinderwagen. Verschillende indicatoren vertelden mij dat het hier om een citaat ging: deze chick was niet de auteur van het kind dat in de blauwe buggy lag te knikkebollen.

De jongedame keek recht vooruit en mij lang aan. Ze leek te flirten (waarom ging haar glinsterend roze tong anders langs haar mondhoeken?). Terwijl ze me zag hield ze de kinderwagen nog onverschilliger vast dan toen ik haar bespiedde en zij mij nog niet had gezien. Kersverse moeders flirten niet met jonge jongens. Als hun ei is gelegd, bevrucht en uitgekomen gedragen ze zich fundamenteel anders. Niet meer van deze wereld, mijn wereld.

Wat ik zag was een oppas, oud genoeg voor een kind en tegelijkertijd te jong. Ze citeerde ‘Moeder met kind’ om er afstand van te nemen. Of zat het ingewikkelder? Ging het om een parodie op de oppas die niet weet hoe ze zich met kind moet gedragen in het nabijzijn van een zwijnse lentebronst, een duffelse dekbuffel? Of was het een wellustige travestie van de kersverse moeder die ik zojuist aanhaalde?

Gistermiddag, Tweede Paasdag, was ik bij oma. Ze woont tijdelijk in een verzorgingstehuis omdat ze is gevallen. Oma mist nu vooral haar dorp, omdat ze in de loop der jaren – ze is van huis uit Rotterdamse – zo “dorps” is geworden.  Want alleen in Valkenburg Z.H. kan ze naar de bibliotheek (‘ik lees thuis drie boeken per week, hier niks’), haar eigen kapper (‘te lang niet geweest’) en pedicurist (‘zou ik net heen toen ik viel’).

Toen ik haar even lichtgebogen als lichtklagend zag rondscharrelen tussen stoel en aanrecht, vond ik haar een lief en mooi citaat. Geïsoleerd te midden van andere geïsoleerden verlangde oma naar haar auteur, haar dorp.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *