Droom

Amsterdam, De Baarsjes. Ik bel aan bij Y.A.S. Al Rashid. Het leek mij een interessante ontmoeting: Yusuf had nog nooit op een tandem gezeten en ik was al vijf jaar niet meer naar de tandarts geweest. Bovendien pastte een tandeminterview met een Irakese vluchteling perfect in mijn onderzoek naar ons multicultureel Amsterdam.

Bovenaan de trap kijk ik in de grootgeschrokken ogen van de tandarts. ‘Heb je het gehoord? Sam heeft een ongeluk gehad,’ zegt Yusuf. ‘Wat dan?’ vraag ik verbaasd. ‘1 april’ lacht Yusuf ronduit in mijn gezicht. Ook in Irak doen ze aan 1 april, zo vertelt hij mij. De gedachte aan een dag dat men elkaar wereldwijd voor de gek houdt, doet mijn vooringenomen hekel aan de 1 aprilgrap verstommen.

Eenmaal op de tandem is het lenteweer prachtig. Yusuf zit achterop en vertelt honderduit. Zijn hoge, schrille stem kietelt mijn rug en schouders. ‘Het is vandaag precies twee jaar geleden dat ik naar Nederland ben gekomen. Daar was niets grappigs aan. Mijn neef en ik zouden naar Zweden gaan, maar we strandden op Schiphol. Na een jaar in een azielzoekerscentrum in Appelscha kon ik in Amsterdam gaan wonen.’

We fietsen de stad uit. Links weerspiegelt de Amstel haar woonboten en zie ik een echtpaar op plastic klapstoeltjes voor een camper zitten. Rechts kleuren hyacinten de zoom van de jurk van een beroemde molen. Het lijkt alsof Yusuf en ik door een ansichtkaart fietsen. Allebei toerist, bedwelmd door wat echt is maar nep lijkt.

‘Dit is de Arabische droom. Groene weiden, water en een vrouw of vriend om je mee te vermeien. Heel anders dan de American Dream. Bestaat er ook zoiets als een Dutch Dream?’ vraagt Yusuf. Ik denk lang na, maar kan er niet opkomen. Wat is Neerlands nationale droom? vraag ik me af. Tegen Duitsland in de finale van het WK-voetbal en dan winnen via strafschoppen?

Voor Yusuf zijn lidwoorden en vrouwen de grootste obstakels in Nederland. Over zijn op handen zijnde examens Medische Basiskennis en Tandheelkunde maakt hij zich minder zorgen. Yusuf studeerde tandheelkunde in Bagdad, liep daar co-schappen en had gedurende twee jaar een eigen tandartsenpraktijk in een sjieke buurt. Nu moet hij opnieuw beginnen. Het ontbreekt hem aan diepe woordenschat in het Nederlands, een vereiste om goed te kunnen communiceren met zijn patiënten. Ook vertelt Yusuf dat meisjes vaak snel weglopen zodra hij vertelt wie en wat hij is, waar hij vandaan komt.

Met een luidkloppend hart houden we stil bij een rotonde. Yusuf wil een adempauze. Amechtig verhaalt hij over de Irakese sjaal die hij draagt. ‘Deze sjaal komt uit Babel, het Bijbelse Babylon. In Irak heet de god van de vissen Tamoez, dat is de zevende maand van het jaar, juli. Het is dan zomer. Het water staat laag en de vissen glimmen zichtbaar onder het oppervlak. Met een hoofddoek zoals deze sjaal vangt de visgod zijn vissen. Zie, deze twee lijnen zijn de twee stromen van het land, de Eufraat en de Tigris. Zie, deze ruiten zijn de mazen van een visnet. Met het dragen van deze sjaal, vraagt de visser om de zegen van tamoez. Hij verzoekt de visgod om een grote vangst.’

We stappen weer op en fietsen verder. Hoe meer ik Yusuf over Irak vraag, des te minder ik ervan begrijp. Spanningen tussen soennieten en sjiieten, spanningen tussen soennieten onderling en spanningen tussen Koerden en Arabieren. Al luisterend raak ik de woorden kwijt waaronder zolang gedachten scholen en ik hoor enkel de wind de laatste zekerheden van mijn geest verblazen.

Yusuf is net als ik geboren in 1981. Net als ik zat Yusuf tijdens het vallen van het beeld van Saddam voor de televisie. Yusuf vertelt dat hij maar twee jaar zonder oorlog heeft geleefd. Dat was in Nederland. Waarschijnlijk kan hij nooit meer terug naar Irak.

We zetten de tandem neer bij de woonwagen van zijn eigenaar en lopen richting metrostation Diemen-Zuid. De lucht is blauw en Yusuf en ik dromen onze verschillende dromen. Elke dag bevrijdingsdag, zo zou het moeten zijn.