De nulde periode: zwaailicht en sirenen
Op vrijdag dertien november, de sterfdag van de atonale componist Arnold Schönberg, gebeurde het. Onder begeleiding van een loeiende sirene en een blauw zwaailicht bracht een ambulance mij in de buik van mijn moeder van Katwijk aan Zee naar het ziekenhuis in Leiden. ‘Daar gaat een dooie,’ hoorde mijn moeder nog naroepen in alle vroegte, rond de klok van zes uur.
Vlak na mijn geboorte bleek dat ik bloedarmoede had. Het bloed van mijn ouders bleek zo verschillend dat het niet wilde mengen in hun eerstgeborene. Ik kreeg het levensrood van een onbekende en belandde in een couveuse. Groot en wit. ‘Die redt zich wel,’ zei mijn opa.
De eerste periode. ‘Ik wil alles wat jij wilt’
We verhuisden naar Texel. Daar ging mijn vader werken als predikant in ‘papa’s kerkje’ in Den Hoorn. Mijn broer Christiaan werd geboren op Koninginnedag, gewoon thuis boven de dekens. Op zijn vierde verjaardag kreeg hij een trommel en liep hij dreumesdrummend achter de fanfare aan die door onze straat trok. Ik keek toe vanaf de straat en wilde meelopen maar deed het niet. Later, in mijn buttontijd, toen we het eiland hadden verlaten en naar de bollenstreek waren verhuisd, werd ik gefotografeerd met een button waarop stond. ‘Ik wil alles wat jij wilt.’
De tweede periode: de kiem
We verhuisden naar Harderwijk, het Lutetia van de Veluwe. Na driekwartjaar brugklas op het Hageveld College in Heemstede belandde ik op het Christelijk College Nassau Veluwe. Iedereen zei alles met ‘godse’; iets was ‘godse cool’ of ‘godse kut’. Ik kreeg gitaarles van Tino Duchateau. Hij heeft mij het pijnlijk genot geleerd van het dragen van cowboylaarzen en het spelen van blues- en jazzgitaar.
In Harderwijk maakte ik mijn debuut op Nova. Mijn vrienden en ik, skaters die niet konden skaten, hadden namelijk de twijfelachtige eer om als één van de eersten in Nederland te zijn afgeperst door jonge Marokkanen. Het kostte ons drie sjekkies en een half zakje Purple Haze – het waren goddank de onschuldige, paarse jaren negentig. Toen kostte het de daders slechts tijdelijk hun vrijheid, later pas betaalden zij met de reputatie van een generatie, hun identiteit.
De derde periode: de Rheinvis
Na mijn eindexamen verhuisde ik naar Zwolle. Ik studeerde gitaar lichte muziek en bijvak zang aan het conservatorium ArtEZ. Had les in Zwolle en Arnhem en studeerde af met een 9,5. Ook ontmoette ik mijn vriend Bertolf en richtte met hem behalve ons gitaarduo AlBertolf, alias Schering en Inslag, de popband The Junes op. Mijn broertje Christiaan kon niet ontbreken en werd toetsenist.
De vierde periode: de sprong
Ik verhuisde naar Amsterdam. Het Zwolsche had ik na drie jaar wel gezien. Ik had in alle kroegen opgetreden en met een Eva met elf tenen gezwommen in de Ijssel. Amsterdam leek mij een logisch vervolg. Ik moest behalve zingen en gitaarspelen wat gaan doen en besloot om de Bachelor Nederlandse taal en cultuur te beginnen.
De vijfde periode: de vroege oogst
Het leek alsof de dingen gingen. Na het verliezen van de Oogst van Overijssel speelde ik met The Junes in alle clubs van Nederland, met als hoogtepunten Paradiso (als voorprogramma van The Tragically Hip, twee keer uitverkocht) en Martiniplaza (samen met Bløf goed voor zo’n 5000 man). Hiernaast schreef ik een bachelorscriptie over het nihilisme in de romans van Arnon Grunberg. Tussendoor speelde ik met de achtkoppige westernswingformatie Panhandle Swing op het North Sea Jazzfestival en op country & westernfestivals in Litouwen en Letland.
De zesde periode: de vroege val naar het hier en nu.
The Junes gingen uit elkaar. Daarna heb ik een paar keer gespeeld en meegezongen bij de bijna-beroemde Bertolf.Het was de verleiding van de wil of de wil zelf die meer wilde.
In september 2011 heb ik de researchmaster Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam voltooid. Daarbij heb ik geschreven voor Babel, Folia, NRC/Handelsblad en De Groene Amsterdammer over muziek, literatuur en de taxioorlog. Ook publiceerde ik een wetenschappelijk artikel over de tragedie in het werk van Arnon Grunberg in het Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde (zie ‘Publicaties’ voor een overzicht).
Nu werk ik als freelance musicus en publicist en heb ik zo’n 27 gitaarleerlingen aan De Nieuwe Muziekschool in Bussum. Zelf ben ik leerling van de verschijning van mijn favoriete meditatie-instructeur.
Samen met broer Christiaan hebben we ons eigen trio, Trio Verbeek.
‘De weg is vrij, de weg is open.’ (Ramses Shaffy, ‘Zonder bagage’)
De zevende periode: de toekomst
Moet nog worden geschreven.