Koning Geest

Ik haal Pawel op in een café in de Jordaan. Binnen wring ik me door een kakelende menigte van suikerspinnen, bierbuiken en ballen. Achterin zit Pawel onder een sluier van sigarettenrook. Zonder iets te vragen bestelt hij twee bier en twee wodka. Na een verbroederend prosit, zegt hij: ‘Hier slaapt men niet met vrouwen voor het genoegen, maar om het collega’s te vertellen.’

Al snel zijn de glazen leeg, ik vraag Pawel mee naar buiten voor een rondje op de tandem. Na enig aandringen klapt hij zijn iBook dicht. Er ontstaat een opstootje tussen Pawel en een jongeman met roze bloes en vette plakharen. ‘Kutkapitalisten, jullie tijdelijke meerderheid maakt niemand minder jaloers op de langverwachte ontsnapping,’ schreeuwt Pawel tegen de jongen. Ik snap hem niet, maar ben blij dat we buiten staan, de frisse lucht zal hem goed doen.

Op de fiets vertelt Pawel in vloeiend Duits, afgewisseld met brokken Nederlands. ‘In Warschau ben ik afgestudeerd op het nihilisme in het werk van de Poolse schrijver Marek Hlasko. Nu ben ik zelf met een boek bezig. Jullie denken dat alle Polen achterlijk zijn, maar niets is minder waar. Het werk van schilder Bruno Schulz of Koning Geest van de dichter Juliusz Slowacki is ronduit briljant. In de zomer knap ik huizen op in Oud-Zuid. Ik ben erg handig, mijn vader was meubelmaker. Met het geld dat ik hier verdien kan ik in Polen verder aan mijn boek. Mijn vrouw Ina woont met mijn dochtertje in een buitenwijk van Warschau. Zawadzki, mijn beste vriend, gaat af en toe kijken. Soms denk ik dat ze zich laat neuken door een ander.’

In de achteruitkijkspiegel zie ik dat hij het meent. Uit Pawels grijsblauwe en zwartomrande ogen sijpelt een glinsterend straaltje traanvocht, zijn donkere krullen dansen in de wind.

Aan de Amstel gaan we opnieuw een café in. Twee bier, twee wodka. Aan de bar klapt Pawel zijn iBook open en vertoont foto´s van zijn tekeningen en aquarellen. Ik kijk naar verschillende versies van naakte, mollige meisjes die een uitgemergelde vrouw aan een kruis bewenen. ‘Het liefst nagel ik de Heilige Maagd Maria elke dag aan het kruis,’ zegt Pawel. ‘In Polen zijn zoveel christenen, de meeste van hen leven in een isolement. Mijn boek gaat zowel over het isolement van de Poolse emigranten in West-Europese landen, als over het isolement binnen hun eigen cultuur, hun eigen Kopf.’

‘Er zijn twee ontsnappingen mogelijk,’ zegt Pawel. ‘De eerste betreft de illusie van het zuipen. Dit is een schijnoplossing. Je ontsnapt uit een grauw leven in een flat, maar belandt uiteindelijk in de cel. De tweede ontsnapping is die van de kunst. Mijn tekenen en schrijven begint met de geest van een gek. Ik krab stukken huid van mijn gezicht en neem de brandtrap naar het dak van een flatgebouw. Ik spring naar beneden en val samen met de alles overwinnende angst, de leegte in die geen leegte is, maar vol van leven. Ik word wakker. Ik lig naast een roodharige engel op een wolk van witte rozen, in de kom van haar hand weegt ze mijn ballen. Maar het genot verwordt tot marteling, ik krab mijn jeukende korsten open en spring opnieuw. Dit doe ik dagen, weken, maanden en jaren achterheen. Jagend op de achtste dag van de week, waarop ik rust vind en zal zeggen dat het goed was.’

Dit is de laatste aflevering van ‘op de tandem’. Mijn onderzoek naar ‘ons’ multicultureel Amsterdam zit erop. De uitkomst is dat ik mooie tochten heb gemaakt met M. (géén Mohammed) de Tunesische taxichauffeur, Yusuf de Irakese tandarts, Laima de Letse toerist, Mithat de Turkse fietsenmaker en Pawel de Poolse schrijver. Ik wil hen allemaal bedanken, voor hun leven, hun verhaal. Als ik omkijk zie ik nog steeds hun blik over de woorden, verwaaid en verregend, op zoek naar de eerste stralen morgenzon.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *