Hart

Eigenlijk zou ik de fietsenmaker op de tandem interviewen voor mijn onderzoek naar ons multicultureel Amsterdam. Maar hij is druk, echt druk, te druk. ‘Het interview kan wel achter in de werkplaats,’ vertelt hij me met verontschuldigende kraalogen. Ik vind het allang best want het waait behoorlijk hard. Het komt wel goed uit zelfs. Nu kan ik de tandem eens goed laten nakijken. Sinds kort zit er een irritante tik in dat ding. Ook moet de achteruitkijkspiegel er opnieuw worden opgezet.

De tandem wordt in een grote stalen klem gehesen. Wollig licht valt door het dakraam, duizenden stofdeeltjes dwarrelen loom naar beneden. Uit de radio komt Indiase muziek. ‘Ik heb net de zender veranderd, maar deze klinkt precies hetzelfde.’ Indiase piratenzenders, ze zitten ook overal.

‘Studenten zijn dom. Als je ziet hoe ze met fietsen omgaan, ze hebben geen respect meer voor andermans spullen. Het respect is tegenwoordig sowieso ver te zoeken, ook in Turkije.’ Ik zit inmiddels op een stoel en luister, de fietsenmaker vertelt terwijl hij werkt. Zou hij gelijk hebben?

Mithat (33) woont nu acht jaar in Nederland en komt uit Izmir in Turkije. Daar werkte hij in een nachtclub. ‘Dertien jaar lang heb ik geen daglicht gezien. Alleen maar werken en feesten. Nu ben ik fietsenmaker en heb ik een vrouw. Van een nachtmens ben ik veranderd in een dagmens.’ Mithat ontmoette zijn Nederlandse vrouw terwijl ze op vakantie was in Turkije. Op dat moment had hij nog verkering met een Noorse, een vrouw met geld maar zonder hart. Dat was niets, exit Noorse. Zijn huidige vrouw heeft wel een hart; Mithat zorgt voor het geld.

‘Fietsenmaker is een mooi vak. Het geeft rust. Ook kan ik hier mijn agressie kwijt. Vroeger sloeg ik met mijn blote vuisten op tafels, banken en stoelen. Ik was bozer. Nu sla ik met staal op staal. Dat klinkt tenminste, er ontlaadt iets. Ik kan rustig naar huis straks. Met agressie kom je niet ver, niemand niet.’

Een klant komt binnen. De klacht betreft een wellicht gebroken binnenas van een crosstrainer. Mannen in een fietsenwinkel; ze doen stoer, gaan meedenken met de expert en durven zowel de technische analyse als de te volgen behandeling niet geheel uit handen te geven. Mithat speelt het spel vakkundig mee en schrijft een recept voor. ‘Zeventig euro, morgen ophalen.’

Dan gaat de telefoon. Van het gesprek in het Turks versta ik niets, tot het woord ‘zadelpijn’ de gehele werkplaats vult. Gehurkt luistert Mithat vol begrip en aandacht naar het geweeklaag. Mithat is een dokter. Hij geneest niet alleen fietsen maar ook zadelpijn.

Mijn tandem is snel klaar, veel mankeert er niet aan. De spiegel zit er weer op en de kettingkast rammelt niet meer. Ik betaal met de belofte van sluikreclame, een smoothie en een koffiebroodje. Ineens ontdek ik mijn ware droom, de doorstart van mijn werkelijk leven.

Ik word fietsenmaker. Geen discussies, standpunten en argumenten meer. Weg met de zanger, gitarist, neerlandicus, romanticus en homo melancholicus. Weg met de zoekende, denkende en dromende versierder die ik vanmorgen misschien wel dacht te zijn. Tot zover de verlokkingen en gedoemde mislukkingen.

Rammen op een trapas. Van kling naar klang naar kan-ka-dang. Ik wil handen als klemmen, vingers als bandenlichters, een huid glimmend van kettingvet. Mijn rug zal krullen om elke damesfiets, ik aanbid haar, streel haar naven en roetsj langs haar spaken. Draai haar wiel rond en hoor haar spinnen. De geur van rubber en smeer windt me op. Zachtjes wrijf ik over haar zadel. Als we klaar zijn stuur ik haar de wereld in, bezeten door een ander.

Ik word zoals Mithat, mijn held, de man die werkt voor zijn vrouw met hart en zonder geld. Toch is daar weer die twijfel. Voorzichtig vraag ik: ‘Ben je niet bang dat je de vrouw met hart én geld tegenkomt?’ Zelfverzekerd en met een brede grijns antwoordt hij: ‘Bestaat die dan?’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *