Sleutelkluizenaar

Vanmiddag lag er een envelop met POLITIE op de mat. Of ik geïnteresseerd was in een informatieavond over inbraakpreventie. ‘Niet omdat het aantal inbraken bij u in de buurt schrikbarend hoog is, maar omdat wij u graag op de hoogte houden van nieuwe inbraaktechnieken, voorzorgsmaatregelen en alarmsystemen.’

Volgens mij een geschikte avond voor beginnende inbrekers die vermomd als bezorgde buurtbewoners hier de voor hen benodigde voorkennis kunnen opdoen. Zo worden Poolse, Mexicaanse, Antilliaanse en Amsterdam-Noordse inbrekers wegwijs in de beveiligingssystemen en -gewoonten van Amsterdam-Zuid. Een vorm van integratie eigenlijk.

De brief van de POLITIE zette mij aan het denken. Toen ik de trap weer opliep kreeg ik een unheimlich gevoel. Ik dacht vooral aan Brian, mijn nieuwe gitaar, een Gretsch. Mijn voordeur is vorig jaar nog van een vers slot voorzien, maar de deuren van mijn slaapkamer en woonkamer zijn nog steeds niet vergrendeld.

Hoewel ik Brian goed verstopt heb, kan de inbreker, als hij eenmaal binnen gesneakt is via de schoorsteen of omdat ik de buitendeur per ongeluk heb laten openstaan, toch relatief snel op zoek naar mijn nieuwste gitaar die wellicht onder zijn satijnen kleedje in zijn koffer ligt te trappelen om geschaakt te worden door een spannende gemaskerde man; weg van mij, zijn betrouwbare maar soms misschien voorspelbare bespeler, maar vooral weg van zijn concurrentie, mijn andere grote liefde, jazzgitaar Levina.

Sinds ik hier woon heb ik nooit de sleutels van mijn binnendeuren gezien. Toch zitten er wel sloten in, gezien de sleutelgaten. Een vriend van mij had verteld dat ik even naar een mannetje van een kluszaak moest gaan zodat die een nieuw slot in mijn slot zou kunnen boren.

Zoiets had ik er van onthouden.

Ook had hij verteld hoe ik het slot uit de deur van mijn woonkamer moest krijgen. Dat lukte vrij gemakkelijk. Klink los (die zat al los, dus daar hoefde ik niets voor te doen) en een kwestie van een paar schroeven. Dat kon ík dus zelfs.

Daarna ging ik naar Ijzerhandel Zuid. Alsof ik daar de taal niet sprak liet ik de man meteen mijn slot zien. Voorzichtig legde ik dat ding op de toonbank alsof het een geheimzinnige antiquarische ontdekking was, een eeuwenoud slot, gestolen uit een Londens museum of gesloopt uit de persoonlijke kluis van de Paus in de Sint Pieter.

‘Sjss. Ik ken niks voor je doen man. Deze kolerelijers worden niet meer gemaakt. Je zult aan het klussen gaan moeten. Kijk, de gaten lopen uit het lood.’

Dat snapte ik. Je kon niet door het sleutelgat heen kijken. Het slot heeft twee gaten, één aan de buitenkant en één aan de binnenkant.

‘Misschien hebben ze bij De Sleutelkluis zulke sloten nog op voorraad.’ Op naar het dichtstbijzijnde gele uithangbord van De Sleutelkluis dus. Ik wist er één in de Ferdinand Bolstraat, vlakbij de IJzerhandel.

Achter de toonbank was een kerel met bruine kop en bruine vlezige armen aan het werk. Toen hij mij in de gaten had, knikte hij me kort toe. ‘Wat is je vraag?’ vroeg hij streng.

‘Nou, ik heb dus een slot. Nou wil ik graag dat dit slot weer werkt zodat ik mijn woonkamer op slot kan doen. Maar ik ben de sleutel kwijt. Nou was ik bij Ijzerhandel Zuid en daar vertelden ze dat u deze sloten misschien nog op voorraad heeft. Maar deze dingen worden niet meer gemaakt, zoals u misschien weet. En zoals u ziet, de gaten lopen uit het lood. En dat betekent dus klussen voor mij, als ik niet oppas.’

‘Bedankt voor je verhaal. Maar wat is je vraag?’

‘Of je misschien nog zo’n slot hebt. En of die dan in mijn deur past.’

Breedlachs toonde de kerel zijn irritatie. Witte tanden, gezond roze tandvlees, harige armen.

‘Dat is je vraag niet. Stel de volgende vraag: “Heeft u een sleutel voor dit slot?”’

‘Heeft u een sleutel voor dit slot?’ vroeg ik, zijn grijns nu in de volle breedte spiegelend.

‘Tuurlijk. Daar noemen ze me Houdini voor.’

De man zette mijn slot in een schroefbank.

‘Vastgeverfd.’

Hij ramde met een hamer op mijn slot.

‘Gepiept.’

Nu stond hij verlekkerd voor zijn sleutelarsenaal, met zijn vinger de verschillende glimmende modelletjes nalopend. Als een wijnboer in zijn wijnkelder met exclusieve wijnen, een dichter voor zijn boekenkast met stoffige dichtbundels, stond hier de sleutelkluizenaar voor zijn glimmende sleutels.

We zijn allemaal variaties van elkaar. Variatione tradizionale. Bewerkingen van hetzelfde thema, omspelingen van dezelfde eeuwenoude melodie. Wij zijn een fuga, niets meer en niets minder.

‘Deze moet het zijn, nummer 17.’

Hij deed een voor mij klassiek ogende, vrij simpele sleutel in het slot en wrikte.

Zonder resultaat.

Uit zijn blauwe overall kwam een vijl. Eerst een grote. De man vijlde wat, monsterde de sleutel. Toen een kleine. De man vijlde nog eens en monsterde nog eens. Opnieuw stak hij de sleutel in het slot.

Klik, klik, klik. Klik, klik, klik.

’Zestien euro vijftig.’

‘Bedankt,’ antwoordde ik kort, begrijpende dat dit een man van vragen was en niet een man van veel woorden, laat staan van verhalen.

‘Dan nog iets. Thuis heb ik nog een deur, die van mijn slaapkamer. Maar ik krijg de klink niet los. Wat denkt u?’

‘Eindelijk een vraag, je gaat vooruit. Ik denk dat jij twee linkerhanden hebt.’

‘Daar kan ik anders aardig gitaar mee spelen.’

De sleutelkluizenaar keek naar mijn handen waarmee ik het slot vasthield. Het slot leek zo nog verroester, stoffiger en vettiger. Waar komt dat vettige vandaan?

‘Ga naar huis, maak een foto van je klink, kom naar mij en stel je vraag,’ gebood hij mij, bijna profetisch.

Eenmaal thuis schroefde ik eerst mijn nieuwe oude slot in mijn woonkamerdeur.

Klik, klik, klik. Klik, klik, klik.

Perfecto. Daarna rukte ik nog een paar keer aan de deurklink van mijn slaapkamerdeur. In de klink zat wel een gaatje maar geen pinnetje, imbus of inbus. Toch ging hij niet los. Nog steeds stond ik voor een raadsel.

Ik maakte een paar foto’s van het steeds mysterieuzer wordende gaatje en stapte op de fiets, van mijn voordeur naar De Sleutelkluis.

Waar ben ik aan begonnen?

‘Meneer, vindt u het goed als ik meteen mijn vraag stel?’

‘…’

‘Gelooft u in inbraakpreventie?’

‘Nee, ik geloof in hele andere dingen. Hij komt of komt niet.’

Gelukkig. Eindelijk een antwoord waar ik helemaal NIETS aan had.

‘Ok, bedankt. Nou, die tweede deur komt later wel.’

Tevreden liep ik met mijn fiets in de hand richting de markt. Het was bijna vier uur en ik had zin in haring gekregen. Voortaan stel ik meteen de juiste vragen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *