Lekkend hart

Vorige week speelde De Limonadefabriek van theatergroep Plezant in het UMC St Radboud te Nijmegen. Ziekenhuistoneel over de ethiek van de medische praktijk en de relatie tussen arts en patiënt.

Een vriend, een beginnend arts, vertelde me afgelopen weekend dat er grote variatie bestaat in de manier waarop artsen met hun patiënten communiceren. De ene arts laveert als een volleerd communicatiestrateeg tussen kind, ouder en medische staf; de ander zegt kort:

‘We gaan het lek dichten.’

Een klassieke klacht van de patiënt lijkt me dat de dokter te mechanisch, analytisch en zakelijk spreekt over een voor de patiënt organische, emotionele aangelegenheid. Maar misschien zeg ik dit te analytisch. Je zou ook kunnen stellen: een dokter die spreekt in termen van bandenplakken heeft geen empathie.

Toen ik wat verder over deze kwestie nadacht, kreeg ik mijn nieuwe fietsenmaker in Bos en Lommer voor de geest. Die doet het precies andersom. Waar hij volledig gerechtvaardigd is om analytisch en zakelijk te blijven, gebruikt deze fietsenmaker organische metaforiek om mij op pedagogische wijze te betrekken in de anamnese, de diagnose en de eventuele behandeling.

‘Wat is uw klacht, meneer?’

Ik vertelde dat mijn band lek was.

Voor ik het wist stond mijn fiets ondersteboven, wipte de fietsenmaker mijn buitenband eraf en bevoelde hij met zorgvuldige precisie mijn binnenband op verschillende plekken.

‘De band is poreus, meneer. Niet meer te genezen, u kunt deze band als overleden beschouwen. Triest maar waar,’ zei mijn fietsenmaker ernstig, leesbril op het puntje van zijn neus, zijn bolle donkere ogen strak op mij gericht.

En toen mijn fiets een paar weken later niet meer trapte ging hij – ik verzin dit niet – door op dezelfde toer.

‘U moet weten meneer, de trapas is het hart van de fiets.’

Hier zei hij dus niet ‘motor’, iets wat meer voor de hand lag.

‘Als het hart niet meer pompt doet de fiets niets meer. De trapas is het vitale onderdeel. Deze trapas, uw trapas, is overleden, u heeft daarom een harttransplantatie nodig. U krijgt een nieuwe trapas, een nieuw hart, dan kunt u weer hard fietsen, pompen.’

De man ging er helemaal in op. Als de klant koning is, dan wil die koning goed, en het liefst ook nog vermakelijk, geïnformeerd worden.

Ik vond zijn uitleg wat omslachtig, had weer eens meer te doen en was voornamelijk in één ding geïnteresseerd: wat gaat die grap me kosten? En: is het wel de moeite om die trapas, dat hart, te vervangen en zo het leven van mijn oude rammelfiets te verlengen?

Wat betekent de gedaanteverwisseling tussen dokter en fietsenmaker?

Als we Freudiaans lezen, zeggen we dat de dokter zijn onbewust verlangen naar een louter technisch beroep als fietsenmaker onderdrukt en dat de fietsenmaker onbewust droomt van het redden van levens in plaats van het plakken van banden.

Als we taalfilosofisch lezen, zeggen we dat zowel de dokter als de fietsenmaker via een omweg communiceert, maar dat taal daarbij altijd een omweg is, een omweg zonder begin en zonder einde.

Als we sociaalpsychologisch lezen, zeggen we dat de taal gebonden is aan sociale conventies – bij het afwijken van die conventies wordt het contact tussen spreker en luisteraar op de proef gesteld.

Als we marxistisch lezen, zien we hier hoe de onderdrukte klasse – de patiënt, de fietsenmaker – de macht van de heersende klasse – de dokter, de klant met de dikkere portemonnee – wil subverteren.

Als we cultureel antropologisch lezen, is de fietsenmaker een immigrant die met een in Nederland ongeldig Iraans artsendiploma uit noodzaak fietsenmaker is geworden; de arts is dan een telg uit een traditionele fietsenmakersfamilie die dankzij goed onderwijs en de verzorgingsstaat het geluk heeft gehad om te kunnen studeren en hogerop te komen.

Als we economisch lezen, stoppen we met lezen. Dan gaan we gewoon hard aan het werk en verwarren we koopkracht met betekenis.

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *